Jezelf alweer zat? Dit gedicht helpt

Jezelf alweer zat?

Net aan een nieuw jaar begonnen en jezelf toch alweer een beetje zat? Dit gedicht van Cees Nooteboom helpt. Dagelijks in te nemen zolang de klachten duren.

Zelf
En als we ons zelf nu eens achterlieten?
Daar gaat het,
zonder groeten, mokkend en tobbend
op zoek naar iets beters.
Het kijkt niet eens om.
En wij?
Wij moeten eerst wennen
aan dit stralende landschap
van vroeger en later,
van lichtende tijd zonder nu.

Hoe heerlijk zou dat zijn? Jezelf - en dan vooral dat mokkende en tobbende zelf - eens lekker achter je laten. Dat hoofd met al die repeterende gedachten eens uitzetten. De wereld met een nieuwe blik tegemoet treden. In de literatuur kan het!

Al lezend kun je jezelf achterlaten. Opgaan in een onbekende wereld. In het hoofd van een volslagen vreemde kruipen, avonturen beleven, bijzondere ontmoetingen hebben. Hoe heerlijk. Tegelijkertijd kun je jezelf in boeken toch ook weer tegenkomen, want literatuur kan zo lekker spiegelen. Dit vermogen van romans, verhalen en gedichten om onszelf te vergeten EN te ontmoeten biedt troost, een bevrijdende lach, een andere kijk op de dingen of wat broodnodige relativering. Het is die kracht van literatuur die wij in onze Culturele Apotheek met veel overtuiging en plezier inzetten. Ook in 2019!

Je leest dit bericht op onze nieuwe website. Hij is nog niet helemaal af, maar alles wat we doen en belangrijk vinden staat er wel zo'n beetje op. Je vindt er nieuwe zelfzorgrecepten bij allerhande alledaags leed, het laatste nieuws over de heilzame werking van literatuur, cadeaubonnen om vrienden, familie en collega's mee te verrassen en informatie over ons brede palet aan literaire hulp en medicatie. We hopen dat het fijn grasduinen is.

Op een heerlijk nieuw leesjaar!

Marije & Akke


Amsterdam Zuid - Lia Breman

Amsterdam Zuid, op een hoek van twee straten, driehoog, mijn ouderlijk huis van oktober 1950 tot april 1970.
De stenen buitentrap leidt naar de groene voordeur. De ijzeren leuning heeft een sierlijke krul naar beneden aan de uiteinden, als je niet oppast blijft je duim ertussen zitten. De leuning voelt – naar gelang het seizoen – warm of ijskoud aan.
De deur heeft kleine raampjes op een rij onder elkaar en een koperen deurknop, die elke week gepoetst wordt. Het slot gaat open met een ‘loper’, een op alle sloten passende sleutel die je voor een kwartje bij de ijzerhandel koopt.
Een eerste binnentrap met een kwartdraai naar rechts leidt naar de deur van de buren op tweehoog, wij gaan nog een trap hoger naar driehoog. Een derde trap draait naar de zolderverdieping waar we nog een grote slaapkamer hebben.
Het touw waarmee wij van bovenaf de voordeur opentrekken als er gebeld wordt, slijt altijd het meest op dezelfde plek. Ik kijk er hoopvol naar. Als het daar knapt, krijg ik het, om er buiten met alle kinderen uit de buurt mee te springen. Twaalf meter springgeluk, wie niet volgt is af.
Het Lipsslot in de deur van onze woning zit op ooghoogte voor volwassenen. Ik kan het net aanraken, maar ik kan het nog niet zelf opendraaien. Twee keer naar links draaien, we zijn binnen.
De woonkamers liggen aan de rechterkant van de lange gang, aan de voorkant van het huis. De keuken, slaapkamer en wc liggen links aan de achterkant. Er is geen badkamer, het huizenblok is in de jaren twintig gebouwd.
De woonkamers liggen op het zuiden, bij ons schijnt altijd de zon. De grote ramen staan – als het even kan – open. Wij hebben onbelemmerd uitzicht op de bakstenen sculpturen van de Amsterdamse School-woningen aan de overkant.
De beide woonkamers kunnen van elkaar worden afgescheiden door schuifdeuren, maar dat gebeurt zelden, alleen bij ernstig bezoek, zoals de kerkenraad. Dan komen de deuren rammelend in hun rails en rinkelend met de glas-in-lood raampjes tevoorschijn.
De grote rechthoekige huiskamer, waar wij aan de grote tafel in het midden eten en ons huiswerk maken, heeft een schoorsteenmantel met groene, geglazuurde tegels. In de zitkamer, die wij ‘voor’ noemen, zijn die tegels geel. De beide kachels zijn de enige warmtebronnen in huis, de andere kamers zijn ’s winters steenkoud. ‘Deur dicht! We stoken niet voor de diaconie’ is dan ook een veel gebruikte uitroep bij ons.
Naast de schuifdeuren staat een laag kastje, het theemeubel met de mooie kopjes. Tussen dat kastje en de schoorsteenmantel is een hoekje vrij, mijn hoekje. Ik speel daar vaak, kook soep voor mijn poppen en geef ze zwemles. Uit de loop, uit het zicht, mijn plekje. Ik ben de jongste van vijf kinderen.
Er passen precies twee kussens van een afgedankte leunstoel in. Daarop zit ik, opgekruld tegen de groene tegels. Ik lees. Ik lees vaak en overal, zelfs bij mijn vader achter op de fiets.
Wij hebben net gegeten aan de grote tafel en gaan straks naar de Valeriusstraat, op visite bij tante Wil. ‘Heen wandelen en terug lopen.’ Maar eerst moet er nog afgewassen worden. Ik mag nog even lezen, want mijn boek moet uit. Het moet morgen terug naar de bibliotheek. Dus lees ik, in mijn hoekje.
Ik zit helemaal in het verhaal, zie niets, hoor niets. De geluiden om mij heen zijn steeds verder weg. Het wordt stil in huis, té stil. Ik voel dat er ogen op me gericht zijn en kijk op. Mijn ouders, twee broers en twee zusjes staan in een halve cirkel om me heen. Ze kijken en wachten, jassen aan, klaar om te vertrekken. Mijn moeder heeft gezegd: ‘Niets zeggen. Kijken hoe lang het duurt voor ze iets merkt.’
Ik keer langzaam terug uit mijn verhaal. ‘Kom je?’ zegt mijn moeder, ze houdt mijn jas op. ‘Neem je boek maar mee.’

– Lia Breman


Op weg - Anneke Welp

Op weg

Het begint al te schemeren als ik met een elegante zwaai mijn weekendtas op de achterbank van de auto laat ploffen. Als ik niet beter zou weten zou ik denken dat ik een lang weekend naar een luxe hotel ga. Niets is minder waar. Het regent, zoals het voor mijn gevoel altijd regent als ik richting het Academisch Medisch Centrum rijd. Een lange rechte weg die ik inmiddels kan dromen. Vaak gedachteloos afleg. Meestal heb ik gezelschap van een eindeloze rij auto’s die dezelfde richting op gaan. De snelweg siert zich aan weerskanten met kantoorgebouwen en uitgestrekte weilanden. Vliegtuigen vliegen laag over. Op de radio klinkt “I follow”. Mistroostig vraag ik me af hoe lang een liedje interessant genoeg blijft om oeverloos op de radio te laten horen, maar ik zing toch hardop mee. Op de parkeerplaats van het AMC is het zoeken naar een plekje. Mensen schieten vluchtig en plassen ontwijkend naar de ingang van het ziekenhuis. Nog even en dan ben ik in een andere wereld. Een wereld die ik liever niet had leren kennen.
De schuifdeuren zoeven open en de warmte van het ziekenhuis valt als een veel te klamme deken over met heen. In de centrale hal lopen opvallend veel witte jassen, druk in gesprek. De winkeltjes die de hal omringen zijn gevuld met boeken, kadootjes, ballonnen. De Albert Heijn to-go doet goede zaken zo te zien. Het is bijna gezellig.
De lift laat eindeloos op zich wachten. Kan nog niet erg wennen aan de doorgaans ongemakkelijke stilte die bij en in liften hangt. Ik kijk naar de gebedsruimte naast de lift en vraag me af of ik even naar binnen zal gaan. Maar de liftdeuren gaan open en we gaan in één keer door naar de achtste verdieping. Ik recht mijn rug en neem een hap adem. De deur schuift open en het bordje ‘kinderoncologie’ heet mij hartelijk welkom. Onmiddellijk vult mijn neus zich met de steriele, chemische geur van de afdeling. Ergens hoor ik een kind huilen. Een vader schiet voorbij met een mij zo bekend kotsbakje, goed gevuld. Een kaal meisje op een kinderfietsje racet over de gang. De deur naar de kamer waar je po’s en plasflessen kunt halen staat ongemakkelijk uitnodigend open. Ik word door verplegende personeel begroet alsof ik een goede bekende ben. Ik wil helemaal geen goede bekende zijn van de mensen die hier werken. Voorzichtig duw ik de deur van de kamer open.
Mijn zoon ligt te slapen. Naast hem aan de paal hangt een zak. Ik heb nog nooit zo’n afschuwelijke kleur bruin gezien. De kleur van dit gevecht. Een zak die je niet met blote handen aan mag pakken, maar waarvan de inhoud tergend langzaam zijn lijf in druppelt. Op zijn nachtkastje staat de onaangeroerde ziekenhuismaaltijd koud te worden. De glazige aardappelen staren me bijna wanhopig aan. Hij wordt wakker, een lege blik richt zich naar mij, zijn mond lacht. We kletsen wat. Ik drink koffie totdat mijn maag de chemische inhoud niet meer kan verdragen. De nachtzuster doet haar laatste rondje en maakt een praatje. Ik klap mijn opklapbedje uit zodat ik vannacht naast hem kan slapen. We kijken samen naar de lange rij koplampen die over de snelweg gaat. Allemaal mensen op weg naar iets. Terwijl ons leven al zes maanden stil staat. Ik raak ervan in een soort trance.
Midden in de nacht verschijnt een verpleegster met zaklamp om de zak aan de paal te vervangen. Ze was gealarmeerd door het toontje waarmee wordt aangegeven dat de zak leeg is. Een piep die ik mijn leven niet zal vergeten. De volgende morgen worden we wakker met een prachtige regenboog aan de hemel. Vol bewondering aanschouwen we dit natuurschoon en ik denk aan een lied van Ramses Shaffy: ‘M’n kind ik troost je, kijk omhoog. Vandaag span ik mijn regenboog. Die is alleen voor jou.’ Een hoopvol gevoel vult mijn hoofd en hart. We eten samen ons ontbijt op bed. Het voelt heel even alsof ik in een hotel ben.

– Anneke Welp


Vrijheid - Wies van Tilburg

Vrijheid

De vrijheid om je niet aan de opdracht te houden en te doen waar je het meest zin in hebt voelt als een ongekende luxe. Alles is goed en niets hoeft. Het smaakt als zachte spijs. [..] Wat een geweldige vrijheid wordt ons in deze cursus autobiografisch schrijven geschonken en wat kan ik daarvan genieten. Ook al zitten we weer keurig in de bankjes met de juf voor de klas, we hoeven niets en mogen bijna alles.
Wat een verschil met 50 jaar geleden. De leraren struikelden over elkaar in strengheid, autoriteit en discipline. We werden gestraft en belachelijk gemaakt als we de dingen anders deden dan voorgeschreven. Laat staan anders te zien. Geloof niet dat afwijkende meningen erg gewaardeerd werden. De tijd van het strakke regime van de gezagsverhoudingen. Nog kan ik dromen van te laat ingeleverde huiswerkopdrachten met bijbehorende consequenties. Het eeuwige moeten en dan in dromenland weer voor een examen zakken.
Mijn levensthema moge wel duidelijk zijn: vrijheid.
[…]
Terug naar de opdracht voor vandaag. Het drieluik is er niet gekomen. Wel een tipje van de sluier, mijn grote behoefte aan vrijheid. Niet langer het keurige gezeglijke meisje van mijn jeugd zijn. Of toch nog wel? Op de valreep de opdracht in afgeslankte vorm op papier gezet. Heerlijke oefening om toch een beetje te voldoen aan het huiswerk én te genieten van de genomen vrijheid.

– Wies van Tilburg


In het wilde weg

In het wilde weg

 

Zouden wij, wanneer de deur nu opende

niet op de gang, zoals anders,

maar op het wilde westen –

bang  worden om in het wilde

weg te raken?

Of zouden wij in cowboypak

duimen in een afgezakte riem

op ons gemak, met zeebenen

of o benen voor een mogelijk paard

de driedimensionale diepte

ingaan, en wel eens zien?

 

Wij zouden wennen. Bravo

en Olé roepen op de rodeo

of het gewoon zo hoorde.

 

Fragment uit: In het wilde weg, Judith Herzberg


Protesteer tegen de bezuinigingen op cultuur!

Loop mee in de Mars der Beschaving en protesteer tegen de visieloze cultuurbezuinigingen van dit kabinet. De Mars der Beschaving is een nachtelijke mars van Rotterdam naar Den Haag die uitgroeit tot groot protest op het Malieveld en eindigt bij het Binnenhof.
Start: zondag 26 juni 20.00 uur. De mars vertrekt bij het Boijmans van Beuningen in Rotterdam en zal rond 3.00 uur in Den Haag aankomen. www.marsderbeschaving.nl