image_pdfBekijk PDFimage_printPrint PDF

LAST VAN EEN OVERMAAT AAN GAL?

Godverdomse dagenLees Godverdomse dagen op een godverdomse bol van Dimitri Verhulst!

De galblaas: peervormig fabriekje van gifgroen vocht. Afvalverwerker par excellence. Maar ook bron van bitterheid, die bij sommige mensen regelmatig dreigt te overstromen. Loop je over van ergernis over de corona-maatregelen die maar duren? Of juist over de aangekondigde versoepelingen? Lijd je onder terugkerende zure oprispingen? Ben je bijvoorbeeld de geluidsoverlast van de buren helemaal zat? Kun je die collega die de kantjes eraf loopt wel wat aandoen? Of zijn het de dagelijkse telefoontjes van je schoonmoeder die je helemaal tot hier zitten? Ofwel: brandt het gal je in de keel? Houd hem niet binnen, maar spuw ‘m er in één krachtige straal uit!

De Vlaamse auteur Dimitri Verhulst laat in Godverdomse dagen op een Godverdomse bol een boek lang zien hoe je dat doet. Lees het, dat lucht op. Godverdomse dagen op een Godverdomse bol is één lange tirade tegen de mensheid en hoe die zichzelf en de wereld waarin hij leeft naar de kloten helpt. In deze roman beschrijft Verhulst de evolutie van de menselijke soort. Het boek begint heel rustig in het stadium van de eencelligen. Maar nadat we tot mens zijn geëvolueerd en ons al oorlog voerend over de wereld verspreiden, is er weinig meer om optimistisch over te zijn. Verhulst heeft geen hoge pet op van de mens en hij trekt alle registers open om dat duidelijk te maken. Onze lichamelijke afscheidingsprocessen beschrijft Verhulst bijvoorbeeld zo:
“ ’t Hoest en ’t rochelt en ’t kucht. ’t Heeft stramme spieren en klieren die zich alleen nog werpen op de productie van zweet. Koortszweet. Dik als opgespoten kloten treft ’t bulten in z’n lies en onder z’n oksels aan. Zwarte striemen zetten zich vast op de nek en als je ’t met een mes zou opensnijden, zou je zelfs keiharde bollen en fistels zien groeien in de darmen van de getarte. ’t Schijt aanvankelijk nog stront maar gaandeweg schijt ’t ook water. ’t Schijt maar hele dagen aan doch nooit genoeg opdat ’t ook zijn ziekte zou mogen mee uitschijten. Slijm en gal en hier en daar nog andere drab loost ’t langs de bovenkant. ’t Kan geen lichaamsspleet meer hebben of er moet vettigheid uit sijpelen.”

En lucht dat nu op, zo’n scheldpartij van bijna 200 pagina’s? Ja! Maar niet omdat ons beeld van de mensheid en onze toekomst er beter op wordt; Verhulst relativeert niet. En ook niet omdat er veel te lachen valt (dat is weliswaar het geval, maar verklaart toch niet de heilzaamheid van dit boek). Het lezen van dit boek lucht op omdat Verhulst onze gal voor ons spuwt en dat zo overtuigend en over the top doet dat we er niets meer aan hebben toe te voegen. Als het boek uit is, is onze galblaas leeg en kunnen we verder. Wekelijks preventief een aantal bladzijden lezen is zeer aan te bevelen.